Veelgestelde vragen
De 5 belangrijkste veranderingen in ELOZ IV tov ELOZ III
- Rol opleidingsteam en aios. ELOZ IV is gebaseerd op EPA’s. Opleiden aan de hand van EPA’s gaat over het toevertrouwen van kenmerkende beroepsactiviteiten aan een aios door het opleidingsteam, nadat de aios zelf op basis van verzameld bewijs bekwaamheid voor een EPA aanvraagt. Er zijn 5 bekwaamheidsniveaus met bijbehorende mate van supervisie (hfd 4):
- Meekijken
- Handelen onder directie supervisie; supervisie is ingepland en is fysiek in dezelfde ruimte aanwezig
- Handelen onder indirecte supervisie; supervisie is ingepland en fysiek aanwezig op de locatie van de opleidingsinstelling waar de aios is en te allen tijde direct oproepbaar
- Zelfstandig handelen, bespreking van situaties achteraf
- De aios superviseert anderen (co-assistenten, jongere jaars aios)
- Supervisie. De 4 supervisie regels van ELOZ IV voor leden van opleidingsteams (hfd 6 en 8):
- Superviseren = observeren en reflecteren bv door entrustment-based discussiëren.
- Entrustment-based discussie (EBD) = een gesprek tussen aios en supervisor na uitvoeren van een (deel van een) EPA waarbij de supervisor de aios bevraagt over wat er gedaan is, hoe dat gedaan is, welke risico’s overwogen zijn en wat de aios gedaan zou hebben als de situatie anders was (“wat als….” vragen). Doel hiervan is inzicht te krijgen of de mate van kennis en inzicht (inclusief kennen van eigen grenzen en daarnaar handelen) van de aios voldoende is om een hoger bekwaamheidsniveau toe te kunnen vertrouwen.
- Bekwaam verklaren voor niveau 3) = vertrouwen hebben dat de aios in toekomstige situaties adequaat zal handelen of tijdig om hulp zal vragen. Dat is dus niet hetzelfde als het doorlopen van een inwerktraject!
- Bekwaam verklaren voor niveau 4) = als opleidingsteam een EPA toevertrouwen obv het bewijsmateriaal in het e-portfolio Reconcept dat de aios op zelfstandige basis in de grote meerderheid van situaties voorspelbaar grondig en zorgvuldig zal handelen, ook in situaties die hij/zij nog niet eerder meemaakte, dan wel weet wanneer hij/zij om hulp moet vragen en dat ook zal doen.
- Parate kennis. Aios moeten parate kennis verwerven en behouden met betrekking tot farmacotherapie en productzorg. Iedere opleidingsinstelling maakt daartoe zelf een plan waarin staat over welke specialistische geneesmiddelen en specialistische aandoeningen parate kennis verworven moet worden en hoe dat gestimuleerd wordt (hfd 4).
- Individualisering. Voor het doorlopen van iedere EPA is een schatting van de benodigde duur gemaakt (Fig 2 ELOZ IV). De tijd die elke aios nodig heeft om naar bekwaamheidsniveau 4 te groeien, kan echter verschillen en die individuele leersnelheid is leidend voor de opleidingsduur. Verder zijn er in jaar 2 en 3 minder verplichte cursussen. Daarvoor in de plaats is er een minimum aantal van 60 uur dat aan cursussen gevolgd moet worden. Welke cursussen een aios volgt, bepalen aios en opleider in onderling overleg (hfd 7).
- Differentiatie en onderzoek (hfd 5). De differentiatie duurt nominaal 9 maanden. Het registratieonderzoek (nominale duur 6 maanden) is geen verplicht onderdeel meer van de differentiatie. Het onderzoek mag wel gedaan worden op het onderwerp van differentiatie. De nominale duur is dan wel nog steeds 6 maanden onderzoek en 9 maanden differentiatie.
EPA = Entrustable Professional Activity. Dit betekent: Een activiteit, doorgaans kenmerkend voor het beroep, die gedurende het opleidingstraject in steeds grotere mate kan worden toevertrouwd aan een aios, waardoor in afnemende mate supervisie nodig is. Uiteindelijk wordt de activiteit geheel aan de aios toevertrouwd en is geen supervisie meer nodig. Het kernwoord is hier dus vertrouwen. Binnen een EPA wordt de kennis, vaardigheden en attitude beschreven die nodig zijn om de activiteit te kunnen uitvoeren.
Belangrijk is dat leden van opleidingsteams vertrouwen opbouwen in het handelen van de aios. Dit vertrouwen wordt opgebouwd door de aios te observeren bij het uitvoeren van de activiteit in de dagelijkse praktijk en door middel van gesprekken met de aios, waarin kennis, inzicht en grenzen daaraan getoetst worden. Binnen elke EPA is bewijsmateriaal gedefinieerd dat een aios moet kunnen overleggen aan het opleidingsteam om aan te tonen dat deze over de vereiste kennis, vaardigheden en attitude geschikt. Een aios kan naar een hoger bekwaamheidsniveau voor een EPA als de leden van het opleidingsteam op basis van het bewijsmateriaal en niet-gedocumenteerde observaties het vertrouwen hebben dat de aios toekomstige casuïstiek binnen die EPA adequaat zal afhandelen of op tijd om hulp zal vragen. Dit betreft nadrukkelijk ook casuïstiek die de aios nog nooit eerder behandeld heeft. Het vertrouwen uitspreken in een aios voor een EPA zegt dus méér dan alleen over wat een aios tot nu toe heeft laten zien. Het zegt ook dat er vertrouwen is in het toekomstig handelen van de aios.
Het nieuwe digitale portfolio (Reconcept) ondersteunt opleiden op basis van EPA’s: alle EPA’s zijn opgenomen in het digitale portfolio inclusief het door de aios te overleggen bewijsmateriaal om de voortgang te evalueren en verantwoord bekwaam te kunnen verklaren.
Kennis, vaardigheden en attitude heb je nodig om je te bekwamen in een EPA. Om de EPA ook toevertrouwd te kunnen krijgen; is vooral het vertrouwen van belang dat de activiteiten beschreven in de EPA ook in de toekomst door de aios goed uitgevoerd zullen worden. Dit vertrouwen wordt opgebouwd door de aios te observeren bij het uitvoeren van de activiteit in de dagelijkse praktijk en door middel van gesprekken met de aios, waarin kennis, inzicht en grenzen daaraan getoetst worden. Binnen elke EPA is bewijsmateriaal gedefinieerd dat een aios moet kunnen overleggen aan het opleidingsteam op het moment dat de aios zichzelf bekwaam acht om aan te tonen dat deze over de vereiste kennis, vaardigheden en attitude beschikt en deze ook kan toepassen in toekomstige casuistiek. Een aios kan naar een hoger bekwaamheidsniveau voor een EPA als de leden van het opleidingsteam op basis van het bewijsmateriaal en niet-gedocumenteerde observaties het vertrouwen hebben dat de aios toekomstige casuïstiek binnen die EPA adequaat zal afhandelen of op tijd om hulp zal vragen. Dit betreft nadrukkelijk ook casuïstiek die de aios nog nooit eerder behandeld heeft. Het vertrouwen uitspreken in een aios voor een EPA zegt dus méér dan alleen over wat een aios tot nu toe heeft laten zien. Het zegt ook dat er vertrouwen is in het toekomstig handelen van de aios.
Groei van een aios voor een EPA ontwikkelt zich langs de leerroute: knows – knows how – shows how – does – trusted (for future care). Hiervan is ‘trusted’ het moeilijkst te toetsen omdat er het vertrouwen moet zijn dat een aan de EPA gerelateerde casus die zich in de toekomst bevindt, en die anders kan en zal zijn dan eerdere casuïstiek, adequaat door de aios zal worden behandeld. Dit is de crux van wat voor de opleiding tot ziekenhuisapotheker nieuw gaat zijn: bepalen in welke mate een aios voorspelbaar deskundig en betrouwbaar handelt. Dit kan bijvoorbeeld ‘getoetst’ worden door middel van entrusted based discussion, waarbij aan de aois gevraagd wordt om hardop te denken en door ‘wat als’-vragen te stellen. Zie voor een hulpmiddel bij het maken van entrustment decisions de tabel ‘Sources of information to help supervisors make valid entrustment decisions’ in de helpdesk Implementatie ELOZ IV (link). Daarnaast bevat ELOZ IV in hoofdstuk 6 en 8 een aantal “vertrouwenscriteria” die gebruikt kunnen worden om aios bekwaam te verklaren voor niveau 3 (hoofdstuk 6) en niveau 4 (hoofdstuk 8).
Bekwaam verklaren in het digitaal portfolio (Reconcept): er kan een digitale ‘rondvraag’ uitgezet worden naar leden van het opleidingsteam voor meningen en feedback. Dit kan de input vormen voor een bespreking van de aios in de vergadering van het opleidingsteam, waar de beslissing tot bekwaam verklaren genomen worden. Maar ook andere manieren dan de
‘rondvraag’ in Reconcept zijn denkbaar om de verzamelde informatie als opleidingsteam te verwerken en de beslissing om bekwaam te verklaren te nemen. Lokale opleidingsteams kunnen dat, in samenspraak met aios, naar eigen inzicht vorm geven.
Er is bewust voor gekozen om in de EPA’s zo min mogelijk vast te leggen hoe vaak een bepaalde activiteit geobserveerd en van feedback voorzien zou moeten worden. Dit met het oog op het feit dat een x-aantal observaties op zichzelf niet veel hoeft te zeggen. Bijvoorbeeld: 6 observaties van een activiteit bij alleen kinderen en geobserveerd door dezelfde supervisor is naar alle waarschijnlijkheid minder informatief voor het opbouwen van vertrouwen dan 3 observaties van diezelfde activiteit bij meerdere patiënt categorieën en 3 verschillende supervisors. Bovendien leert iedere aios in zijn/haar eigen tempo en dus zal er bij sommige aios meer bewijsmateriaal van een activiteit nodig zal zijn alvorens het opleidingsteam de aios de EPA toevertrouwt dan bij een andere aios. De frequentie waarmee een activiteit geobserveerd en van feedback voorzien wordt, wordt dus overgelaten aan de lokale opleidingsteams én aios.
ELOZ IV schrijft niet voor hoe de structuur van de opleiding eruit zou moeten zien, bijvoorbeeld al dan niet via een blokstructuur. Dat wordt overgelaten aan de lokale opleidingsteams en aios. Wel kan over een eventuele blokstructuur het volgende gezegd worden: In beginsel lenen EPA’s zich minder goed voor een opleiding die qua structuur is vormgegeven door middel van zich opeenvolgende blokken in de tijd. Dit omdat EPA’s activiteiten betreffen, doorgaans van beperkte omvang, die regelmatig in de tijd terugkeren en waarin de aios in de loop van de tijd groei in bekwaamheid moet kunnen laten zien om vertrouwen bij het opleidingsteam te wekken. Bovendien doet een blok in de tijd weinig recht aan het feit dat iedere aios op zijn of haar eigen snelheid leert en groeit. En als ziekenhuisapotheker wordt ook niet in een blokstructuur gewerkt. Echter, een deel van de EPA’s zou prima kunnen passen in een blokstructuur zoals die nu vaak gehanteerd wordt, zoals de EPA’s 5 (TDM) en 6 (Toxicologie) die in een Laboratoriumblok passen, EPA 7 (individuele bereiding en VTGM) die in een bereidingsblok past en EPA’s 2, 3 en 4 die in een klinisch blok passen. Binnen dergelijke blokken zou dan intensief aan 1 of enkele EPA’s gewerkt kunnen worden, waardoor in relatief korte tijd geprobeerd wordt om een groei in bekwaamheid te bewerkstelligen. EPA’s 8 (projectmanagement), 9 (medicatiebeleid) en 10 (presenteren, begeleiden en onderwijs) lenen zich niet goed voor een blokstructuur en zullen als rode draad door de opleiding lopen.
Het is goed mogelijk dat aios aan meerdere EPA’s tegelijk werken. Denk bijvoorbeeld aan een activiteit als het standaardiseren van een individuele bereiding. Hierbij werkt een aios aan elementen van zowel EPA 7 (individuele bereiding en VTGM), EPA 8 (projectmanagement) en EPA 9 (medicatiebeleid). Of aan het optimaliseren van de medicatiebewaking, waarbij een aios werkt aan elementen van zowel EPA 3 (medicatiebewaking) als EPA 9 (medicatiebeleid) en wellicht ook wel EPA 10 als anderen begeleid of getraind moeten worden.
Elke aios is anders, groeit in zijn/haar eigen tempo en effectief opleiden is dus maatwerk. Het streven is om de duur van de opleiding af te stemmen op de individuele aios.
Niet de nominale opleidingsduur van 4 jaar is leidend, maar de leersnelheid van de aios. Een aios 1) aan wie voor alle 10 EPA’s tenminste bekwaamheidsniveau 4 is toevertrouwd, 2) de leerdoelen behaald heeft binnen de gekozen differentiatie en 3) de overige eindtermen/leerdoelen behaald heeft (zie ELOZ IV hoofdstuk 4.2) kan zijn/haar registratie als ziekenhuisapotheker aanvragen bij de SRC. Het moment waarop voor een EPA de bekwaamverklaring voor niveau 4 wordt aangevraagd bij het opleidingsteam bepaalt de aios zelf. Dit uiteraard in overleg met de eindverantwoordelijk opleider die akkoord moet zijn (ELOZ IV, hoofdstuk 8).
Competenties die de aios al (aantoonbaar) heeft ontwikkeld kunnen voor vrijstelling in aanmerking komen (denk bijvoorbeeld aan poliklinisch apothekers). Voorafgaand aan de opleiding maakt de eindverantwoordelijk opleider een inschatting van de reeds verworven kennis en ervaring van de aios. De daadwerkelijke beoordeling vindt plaats tijdens de opleiding, zodat de opleider een goed gefundeerd oordeel kan geven over de veronderstelde competenties. Maar van een aios met reeds eerder verworven competenties, zoals bijvoorbeeld poliklinisch apothekers, zou het best zo kunnen zijn dat deze voor een aantal EPA’s snel op bekwaamheidsniveau 4 zitten, zoals bijvoorbeeld EPA 1 (consultvoering), EPA 3 (medicatiebewaking) en EPA 4 (medicatiebeoordeling)
Individualiseren van de opleiding in Reconcept: Het totaal van korting wordt vermeld op de samenvattingspagina (en in het opleidingsschema).
Via het digitaal portfolio (Reconcept), in dit digitale portfolio wordt door de aios en het opleidingsteam de stand van zaken mbt bekwaamheidsniveaus bijgehouden. Bij doorstromen worden de actuele bekwaamheidsniveaus overgenomen, de aios begint niet opnieuw van voor af aan. Het is daarom van belang dat het opleidingsteam van de doorstroominstelling vertrouwen heeft in het opleidingsteam van de instelling waar de aios vandaan komt. Daarom is het wenselijk dat de opleiders van de beide instellingen en de aios contact hebben over de stand van de groei van de aios met bijbehorende aandachtspunten, zowel aan het begin van de doorstroom als aan het eind van de opleiding.
Ook tijdens de stage werkt de aios aan kpb’s, dit bewijsmateriaal wordt vastgelegd in het digitaal portfolio. De aios kan de stagebegeleider (tijdelijk) toegang geven tot dit portfolio, waarin per EPA is aangegeven wat het huidige bekwaamheidsniveau is. Tijdens de stage wordt de aios geobserveerd en verzamelt bewijsmateriaal, bv KPR’s. Dit bewijsmateriaal wordt vastgelegd in het digitaal portfolio, waardoor de groei van de aios ook te volgen is door de eindverantwoordelijk opleider.
Let op: regelmatig contact tussen eindverantwoordelijk opleider en stage opleider is van groot belang.